psalm 119, XVI-XVII-XVIII

         XVI (Ain)
121 Rechtvaardig en eerlijk heb ik gehandeld,
            lever mij niet aan mijn vijanden uit.
122 Wees metterdaad een borg voor uw dienaar,
            opdat de trotsen mij niet verslaan.
123 Mijn ogen zien hunkerend uit naar uw bijstand
            en naar uw belofte van recht.
124 Doe met uw dienaar volgens uw goedheid
            en leer mij wat Gij beschikt.
125 Uw dienaar ben ik, geef mij verstand
            om wat Gij verordent te kennen.
126 Nu is het tijd, Heer, om in te grijpen:
            zij hebben uw wetten verkracht.
127 Maar ik begeer wat Gij hebt geboden
            boven het fijnste goud.
128 daarom heb ik uw bevelen gekozen,
            verwerp ik de weg van het kwaad.
 
         XVII (Phe)
129 Uitstekend is alles wat Gij verordent,
            daarom houdt mijn geest daaraan vast.
130 De uitleg van uw woorden geeft klaarheid,
            schenkt wijsheid aan wie onervaren is.
131 Mijn mond sper ik hijgend open,
            zo snak ik naar uw gebod.
132 Keer U naar mij toe en wees mij genadig,
            zoals Gij steeds zijt voor wie U bemint.
133 Geleid mijn schreden zoals Gij beloofd hebt;
            geen enkel kwaad overheerse mij.
134 Bevrijd mij uit de greep van de mensen
            en laat mij volbrengen wat Gij beveelt.
135 Laat over uw dienaar uw aanschijn lichten,
            laat mij uw beschikkingen zien.
136 Een vloed van tranen welt op in mijn ogen,
            omdat men zich niet aan uw wetten stoort.
 
         XVIII (Sade)
137 Gij, Heer, zijt rechtvaardig,
            uw oordeel is juist;
138 Rechtvaardig hebt Gij alles verordend,
            het is volkomen betrouwbaar.
139 Van ergernis word ik verteerd
            omdat mijn bestrijders uw woorden vergeten.
140 Uw uitspraken zijn van zuiver gehalte,
            daarom heeft uw dienaar ze lief.
141 Ik ben maar gering en eenvoudig,
            maar uw bevelen vergeet ik niet.
142 Uw recht is rechtvaardig voor eeuwig,
            uw wet blijft altijd bestaan.
143 Al ben ik door nood en ellende getroffen,
            mijn vreugde vind ik in uw gebod.
144 Wat Gij verordent blijft altijd rechtvaardig;
            als Gij het mij leert zal ik leven.

psalm 119, XIX-XX-XX1-XXII