ZESDE HOOFDSTUK
HET WOORD VLEES GEWORDEN
“En het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond” (Joh. 1,14). Het Woord dat bij de
Vader en de geest woonde, Woord waarin en door wie de Vader alles gemaakt heeft, dit Woord
heeft de Vader in Zijn heilsplan mens doen worden. Het Woord is één van ons geworden. In Jezus
hebben mens en God elkaar omhelsd. God, dat is op de eerste plaats de Vader, stuurt de Zoon uit,
het dierbaarste wat een vader bezit, zijn beeld, zijn gelijkenis. Met de menswording van God heeft
onze verlossing een aanvang genomen. “Wij mensen dienen de werken van het vlees” zoals Paulus
het in een van zijn brieven uitdrukt (Ef. 2,3). Wij waren ver van God verwijderd, wij waren niet meer
in vrede met God. Zijn Woord bereikte ons moeilijk en wij konden het ternauwernood opvangen.
Maar in zijn onovertroffen liefde heeft Eén van de Drievuldigheid zich met het vlees van de zonde
bekleed. Jezus is het Lam Gods dat de zonden van de wereld draagt en ze wegneemt (Joh. 1,29). De
goede Herder is uitgetrokken om te zoeken wat verloren was, dat wat Hij meer dan alles liefhad (Mt.
18,12). In deze liefde is Hij tot het uiterste gegaan, tot de dood toe (Fil. 2,8). Nadat hij in de Hof van
Olijven Zijn doodsstrijd uitvocht – Zijn zweet werd als druppels bloed die op de aarde vielen – hebben de mensen Hem aan het kruis genageld en is Hij gestorven : liefde tot het uiterste.
In het lichaam van Christus is ons lichaam-der-zonde aan het kruis genageld. In de dood van Jezus
sterft het. De zonde van ons lichaam is overwonnen en haar kracht is in het vlees teniet gedaan
(Rom. 8,3). Want de almacht van de Vader heeft Jezus uit de dood opgewekt; Hem met een nieuw
lichaam bekleed waarover de dood geen macht meer heeft (Rom. 6,9). Zijn menselijk lichaam is nu
vol van de glorie van God, doordrenkt van de Geest. Ons lichaam kan, dank zij het Pascha dat één van
ons heeft doorgemaakt, uit de Geest herboren worden tot geest. Het kan nu zelf drager worden van
de Geest. Want was ons lichaam vroeger een lichaam-van–vlees, het kan nu een lichaam-van pneuma
worden, dit is een geestelijk lichaam.
Ook in ons lichaam, eenmaal door de geest ingepalmd, moet de bron van levend water ontspringen.
Zoals het ‘opgeheven’ lichaam van Jezus aan het kruis (Joh. 12,32), in dood en verrijzenis, bron
wordt van de Geest, gelijk de rots waaruit Mozes stromend water lossloeg voor de dorstige
woestijngangers, zo wordt ook diezelfde Geest in ons eigen lichaam een immer opborrelende bron
tot eeuwig leven. Want ook ons lichaam is woonstede van de Geest en tempel van onophoudelijk
gebed.
Het Woord van God dat wij aandachtig beluisteren bevrucht dus niet alleen ons hart, het moet ook
gedijen in ons lichaam. In onze ledematen moet het Woord vlees worden. Ons ganse wezen, geest,
hart en lichaam, moet in de kringloop van het Woord opgenomen worden.
Maak jouw eigen website met JouwWeb