Ik heb dorst

 

Ik heb dorst

HEER GEEF MIJ VAN DAT WATER

Jezus wist dat alles thans volbracht was. Daarom zei Hij – want de Schrift moest ten volle in vervulling gaan – ‘Ik heb dorst.’ Dit is niet de eerst keer dat we hebben horen spreken over Jezus’ dorst. We herinneren ons zijn ontmoeting met de Samaritaanse vrouw bij de put. Jezus zegt tot haar: ‘Geef Mij wat te drinken’ en hij onthult het mysterie dat in deze woorden verborgen ligt door te zeggen: ‘Als u de gave van God kende, als u wist wie het is die tegen u zegt: geef Mij te drinken, dan had u Hem erom gevraagd en Hij had u levend water gegeven’.

Twee voorbeelden van Christus’ dorst: de eerste keer zien we Hem afgemat van de tocht bij de put zitten. Nu staan we stil bij zijn uitputting door zijn lijden aan het Kruis… en in beide gevallen, heeft Hij dorst in dezelfde zin van woord: niet wegens gebrek, maar door een overdaad… een hevig verlangen naar de liefde van ons hart en deze met goddelijke barmhartigheid te vervullen. Dat het in beide situaties gaat om een werkelijke lichamelijke nood kunnen we goed begrijpen. De eerste keer door fysieke vermoeidheid van de tocht… de tweede keer door al het bloed dat Hij verliest. Men zegt wel dat de dorst door de kruisiging de meest intense pijn is die deze vreselijke dood met zich meebrengt.

Maar wij weten ook dat de Heer altijd gebruik maakt van het ‘natuurlijke’ om onze blik te richten op het bovennatuurlijke; van het tastbare of zichtbare naar dat wat verborgen is. Nergens in het Evangelie beklaagt Jezus zich over fysieke ongemakken, en daarom richten de woorden “Ik heb dorst” aan ons een geestelijke uitnodiging die we mogen beantwoorden… vooralles omdat we door Hem geschapen zijn. In alle nederigheid mogen we zeggen dat niet zo zeer Jezus’ mond uitgedroogd is, maar zijn Hart.

In het Hebreeuws is het woord ‘dorst’ hetzelfde als ‘ziel’. Precies zoals de Verlosser van de wereld hevig verlangt naar het water van onze ziel, naar de liefde van Zijn volk… is onze ziel geschapen om dorst te hebben naar God.

In de psalmen vinden we deze verzen: “Zoals het hert de beekjes zoekt, zo zoekt mijn ziel naar U, mijn God. Mijn ziel heeft dorst naar God, de God die leeft.” “God, mijn God zijt Gij, ik zoek U reeds bij het ochtendgloren; Naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart als dorre akkers naar regen.” “Ik strek mijn handen naar U uit, mijn ziel, als droge grond, heeft dorst naar U.”

In al zijn menselijkheid heeft Jezus met deze woorden gebeden. Maar in de psalmen vinden we ook: “Zij lesten mijn dorst met azijn.” En aldus kwam Hij aan op de Calvarieberg: “Er stond daar een kruik met zure wijn. Ze doopten er een spons in, staken die op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond.” De azijn symboliseert de afwijzing door de mensen, van God. De zure smaak is de zonde die de Zoon van God in zijn lijden op zich nam. Het is de beproeving die de Heer niet weigert, zelfs niet wanneer wij Hem afwijzen.

Bij de put in Samaria, zegt Jezus: “…wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel: het water dat Ik hem zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven.” En later horen we in het Evangelie: “Jezus stond en riep: Heeft iemand dorst, laat hij dan naar Mij toe komen en laat hem drinken.”

Wanneer we Jezus’ kruiswoorden “Ik heb dorst” overwegen, staan we met de Heilige Maagd Maria, Johannes en Maria Magdalena aan de voet van het kruis. Zij blijven gedrieën op de Calvarieberg als alle leerlingen gevlucht zijn. Wat hield hen daar? De zuiverheid van hart. Alleen naar de maat waarin we verlangen en ons inspannen om ons hart te zuiveren – om de Heer onze God te beminnen met heel ons hart, met heel onze ziel en met al onze krachten… en ons niet van Hem verwijderen – zullen we Jezus’ stem horen die dorst naar onze wederliefde.

Het ontbreekt ons aan een eenvoudig vertrouwen op God… we willen het te veel zelf in de hand houden en zijn te zeer in beslag genomen door ons eigen succes. Onze dorst is vaak niet de ‘dorst naar de gerechtigheid’ waarover Jezus in de zaligsprekingen spreekt. We doen er goed aan om stil te staan bij de woorden van de profeet Jeremia: “Mijn volk: ze heeft Mij verlaten, de bron van levend water, en ze hebben regenbakken gemaakt, die gebarsten zijn en die geen water kunnen houden.” Als we Jezus’ dorst aan het kruis willen lessen, moeten we bidden om een zuiver hart dat naar Hem luistert en beantwoord… door de zonde af te leggen, door te strijden tegen egoïsme en ijdelheid. God heeft meer dorst naar ons, dan wij kunnen hebben naar Hem. Als zijn laatste woorden: “Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” uitdrukking zijn het lijden van de mens zonder God, dan zijn de woorden: “Ik heb dorst” uitdrukking van het lijden van God zonder de mens. Hij heeft dorst om onzentwil.