Psalm 119, VII-VIII-IX

VII(Zain)
 
49. Gedenk toch het woord tot uw dienaar gesproken,
          waarop ik mijn hoop heb gesteld.
50. Want dit is mijn troost in al mijn ellende,
          dat ik in uw uitspraken leven vind.-
51. Hoogmoedigen honen mij zonder genade,
           maar ik wijk niet af van uw wet.
52. Ik denk aan uw oordeel, eertijds gegeven,
           en daarin vind ik mijn troost.-
53. Ik ben verontwaardigd over de zondaars
           die onverschillig zijn voor uw wet. 
54. Wat Gij hebt beschikt, zing ik uit als een loflied,
          in ieder verblijf van mijn pelgrimstocht.-
55. Des nachts gedenk ik uw Naam, Heer,
          en steeds onderhoud ik uw wet.
56. Mijn enige zorg was immer
           dat ik uw bevelen volbracht.
 
VIII(Heth)
 
57. Dit stel ik mij altijd tot taak, Heer,
          om trouw te zijn aan uw woord.
58. Ik smeek om uw gunst uit het diepst van mijn hart;
          wees mij barmhartig zoals Gij beloofd hebt.
59. Nauwkeurig let ik op al mijn wegen
           en richt mijn schreden naar wat Gij verordent.
60. Met ijver en zonder te dralen
           volg ik uw geboden op.-
61. Al ben ik in strikken van zondaars gevangen.
           uw wet vergeet ik toch nooit.
62. Des nachts sta ik op om U te vereren
           om wat Gij rechtvaardig bepaalt.-
63. Ik ben de vriend van hen die U vrezen,
          die opvolgen wat Gij beveelt.
64. De aarde is vol van U gunsten, Heer;
          laat mij uw beschikkingen zien.
 
 
 IX(Teth)
 
65. Gij hebt uw dienaar goedgunstig behandeld
          volgens uw woord, o Heer;-
66. Verleen mij dan inzicht en wijsheid,
           want op uw geboden stel ik mijn hoop.-
67. Voordat ik vernederd werd was ik in dwaling,
            maar nu houd ik aan uw uitspraken vast.
68. Goedgunstig zijt Gij en goed zijn uw daden,
           laat mij slechts weten wat Gij beschikt.-
69. Hoogmoedigen hebben mij vals beschuldigt;
            ik volg uw bevelen van harte op.
70. Hun hart is gevoelloos en onverschillig;
           ik vind mijn lust in uw wet.
71. De kwelling was mij een weldaad;
          zo leerde ik wat Gij beschik
72. De wet uit uw mond is mij meer waard
           dan schatten van zilver en goud.
 

Psalm 119, X-XI-XII