Psalm 119, XIII-XIV-XV

XIII (Mem)
 
 97 Hoezeer is uw wet mij lief, Heer,
            de hele dag denk ik daaraan.
 98 Mijn vijanden overtref ik in wijsheid,
            want uw gebod blijft mij bij.
 99 Verstandiger ben ik dan zij die mij leerden,
            omdat ik aan uw verordening denk.
100 Mijn inzicht is groter dan dat van grijsaards,
            omdat ik steeds let op wat Gij beveelt.
101 Van slechte wegen weerhoud ik mijn schreden,
            om steeds aan uw woord te voldoen.
102 Nooit wijk ik van uw bepalingen af,
            want Gij hebt mij wijsheid gegeven.
103 Hoe heerlijk smaken mij uw beloften,
            als honing zijn zij in mijn mond.
104 Door uw bevelen word ik verstandig
            en keer ik mij af van de slechte weg.
 
XIV (Nun)
 
105 Uw woord is een lamp voor mijn voeten,
            het is een licht op mijn pad.
106 Ik heb het gezworen en zal het gestand doen:
            ik houd mij aan wat Gij rechtvaardig bepaalt.
107 Ontzettend ben ik gekweld, Heer,
            bescherm mijn leven volgens uw woord.
108 Aanvaard, Heer, de lof die mijn mond U aanbiedt,
            en leer mij wat Gij bepaalt.
109 Al ligt mijn leven los in mijn handen,
             uw wet vergeet ik toch niet.
110 Al spannen de zondaars mij strikken,
            van uw bevelen wijk ik niet af.
111 Mijn erfdeel is altijd wat Gij verordent,
            dat is de vreugd van mij  hart.
112 Wat Gij beschikt wil ik trouw volbrengen,
            nauwkeurig mijn leven lang
 
XV (Samech)
 
113 Van wankelmoedigen heb ik een afkeer,
            mijn hart gaat uit naar uw wet.
114 Gij zijt mijn schild en beschermer,
            ik stel mijn hoop op uw woord.
115 Gaat weg van mij, gij die verkeerd doet,
            ik volg het gebod van mijn God.
116 Neem mij dan aan, Heer, naar uw belofte,
            beschaam mijn vertrouwen niet.
117 Als Gij mij bijstaat, blijf ik behouden
            en zal ik steeds letten op wat Gij beschikt.
118 Wie van uw beschikkingen afwijkt veracht Gij,
            omdat zijn bedoeling oneerlijk is.
119 Als afval zijn U alle zondaars der aarde,
            daarom bemin ik wat Gij verordent.
120 Ontzag voor U doet mijn leden beven,
            voor uw bepalingen ben ik beducht.
 

psalm 119,XVI-XVII-XVIII

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



 

Maak jouw eigen website met JouwWeb