Waken rond het Woord

 

Nu Woord en hart elkaar gevonden hebben proberen ze bij elkaar te blijven en te volharden. Dit

vraagt grote waakzaamheid. Nu het hart voor het eerst echt aan de gang is, zal het trachten steeds in

beweging te blijven. En wijzelf zullen moeten proberen om in ons hart te blijven wonen. Dit is niet

gemakkelijk omdat wij steeds ons hart moeten loslaten en in de verstrooidheid geraken wanneer wij,

noodgedwongen, ook andere dingen doen, of gebruik maken van onze discursieve rede, van onze

verbeelding, enz.

Zolang die andere vermogens nog niet helemaal met ons hart in harmonie zijn en als het ware door

de overvloed van ons hart overspoeld werden; zolang ze nog niet in het eigen ritme van het hart

werden opgenomen en ingeschakeld, zolang bestaat er gevaar dat wij Woord en hart loslaten en dat

ons hart opnieuw inslaapt.

Wie toch in het gebed wil volharden moet zich toeleggen op die innerlijke wake. Hij moet op wacht blijven staan bij zijn hart, zeggen de oudvaders. Hij

moet sober zijn in neigingen, verlangens en gevoelens en zijn aandacht mag nooit verslappen.

Hij moet vooral tot rust komen, tot diepe, grondeloze stilte. Wie in drukte en zorgen leeft, in

innerlijke of uiterlijke luidruchtigheid, is als een fles waarvan het water troebel is omdat de fles

teveel geschud werd, merkt een oudvader op. “Wanneer de fles een poosje rustig gestaan heeft, dan

zakt het vuil op de bodem en het water wordt helder en doorzichtig. Zo weerspiegelt ons hart God,

wanneer het hart tot rust gekomen is en tot diepe stilte” 5.

Het overwegen van het Woord van God en de stilte zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Want

het Woord is voortgekomen uit het diepe stilzwijgen van de Heilige Drieëenheid, de “Trinitas, amica

silentii”, die met de stilte bevriend is, zoals Adam van Perseigne, een cisterciënzer uit de 12e eeuw

zich uitdrukt 6. Eén Woord was voldoende om ons het diepste geheim van het leven te openbaren.

Vooral in het mysterie van kerstmis herdenken wij het stilzwijgen van het vleesgeworden Woord, die

zelfs tot voor Pilatus van het stilzwijgen getuigd heeft. Ook aan het kruis opende Jezus alleen de

mond om de schrift te vervullen. “Niets is er dat zo sterk en met zoveel gezag tot stilte aanspoort,

niets houdt er met zoveel vrees de onroerige tong en de stormen van het woord in toom als het

stilzwijgende Woord van God onder de mensen” 7.

Enerzijds moet het overwegen van het Woord met stilzwijgen gepaard gaan. Anderzijds is een dode stilte echter zinloos, indien het niet gevuld wordt

met het Woord. “De stilte zonder de overweging is de dood, als een levend begravene“, merkt een

kluizenaar uit de 11de eeuw op, “de overweging zonder de stilte is nutteloos en eenvoudig een

gejaagdheid. Maar als de twee in het geestelijk leven samengaan, brengen ze in de ziel een grote

stilte en de volmaakte beschouwing”. 8. Uitwendig en inwendig stilzwijgen moeten langzaam op elkaar

inwerken. Het uiterlijk stilzwijgen voert, indien goed beleefd, tot het innerlijk stilzwijgen. Vaak vergt

het beheersen van de tong een lange strijd. Maar eens zal het bedwingen van de tong tot de stilte

van het hart voeren en op haar beurt zal de stilte van het hart zich uiten in de zwijgzaamheid.

“Stilte is de taal der engelen”, zei Isaac de Syriër en het “geheim van de wereld die komt”, 9. maar

stilte is ook de taal en het geheim van ons hart, wanneer het vol schroom wacht en uitziet naar het

grote heilsgebeuren dat zich in haar zal voltrekken. Stilte is een afzien van, een verzaken aan alle

plannen, verlangens, neigingen en gedachten die niet in het hunkerend bidden van de Geest in ons

ingelijfd kunnen worden. Alles wat in ons nog aangetast is door eerzucht, zelfzucht, zinnelijkheid,

angst, en waarin wij ons niet helemaal kunnen uitdrukken tegenover God. We moeten letten op de

vreemde en verwarde wereld in ons, waarmee we ons gemakkelijk identificeren. Oudvaders zeggen

dat we tot elk verlangen dat in ons opkomt een schildwacht moeten uitsturen om de vraag te stellen

“Wie ben je, waar kom je vandaan, tot welke partij behoor je?” Zij bedoelen hiermee dat elk verlangen aan een crisis, een beoordeling onderworpen moet worden.

Uiteindelijk moeten we leren leven van een zekere armoede aan verlangens en gedachten. Want de

stilte zal een leegte in ons achterlaten. Maar die leegte in ons hart is een diepte die steeds meer

uitgegraven wordt tot wij op het water van de Geest stoten dat uit de bodem van ons hart opborrelt.

Een oudvader zei : “Een hart is als een vijver. Graaf de vijver dieper en het water wordt steeds

helderder. Werp er mest in en het wordt vuil”. 10. Stilte is een uitgraven van die leegte in ons, een

boren naar meer diepgang. Er moet een nieuwe ruimte vrijkomen waar wij kunnen doordringen tot

aan de bron van ons wezen. Die bron is de Geest in ons, ook Gods Woord. Wij worden geboren uit

dat water en uit die Geest, uit dit water en uit dit Woord. Dit nieuwe leven borrelt in ons op als

water, en het vult meteen de ruimte die vrijgemaakt werd door de stilte, boordevol.

Eenmaal als het water zijn bedding gevonden heeft in ons hart, wordt de schop verder overbodig.

Echte inwendige stilte en echt gebed maken uitwendige stilzwijgendheid soms minder nodig.

Want stromend water graaft zélf verder haar bedding uit. “Bidden is bedding zijn”, schreef een

bekende Vlaamse dichteres. Wie zo leeggegraven is wordt meteen volgeladen met de innerlijke

ervaring van de Geest. In zijn hart stromen de wateren van de stilte, de wateren van Siloë die slechts

vloeien in de rust (I. 8,6), de bron die opwelt ten eeuwigen leven (Joh. 4,14).

5. Evagrius, Hypôtyposis.

6. Brief, 29.

7. Guerricus, Sermo 5 voor Kersmis.

8. Rodolphus van Camaldoli, constituiones. 9 Logos, 66.

9. Isaac de Syriër

10. Apophtegmata, Latijnse verzameling, 21,14

 

 



 

Maak jouw eigen website met JouwWeb