Celibaat en gebed.

 

Wanneer Paulus zegt dat wie zich aan de Heer hecht één geest met Hem wordt (1 Cor. 6,17) gaat het

in de context over de zuiverheid van het lichaam. Het celibaat, de maagdelijkheid, staat in dienst van

het gebed. Dit geldt ook voor de tijdelijke onthouding van geslachtelijke omgang in het huwelijk.

“Weigert elkaar de gemeenschap niet, tenzij met onderling goedvinden en voor een bepaalde tijd om u aan het gebed te wijden; en komt daarna weer samen”(1 Cor. 7,5). Want ook in het geslachtsleven gaat een dynamiek schuil die vrijgemaakt moet worden ten voordeel van de Geest en van het gebed.

Man en vrouw zijn immers volgens de Bijbel geschapen naar het beeld van God (Gen. 1,27). Dit in

hun specifieke man-zijn en vrouw-zijn. De man is beeld van God in zijn mannelijkheid. Hij geeft de

liefde van God weer voor zo ver zij kracht is, stoerheid en trouw. De Bijbel drukt dat aspect van Gods

Liefde uit met het woord emeth, veritas, waarheid en trouw. De man is het beeld van deze veritas

van de Schepper.

Ook de vrouw, in haar vrouwelijkheid, is beeld van de liefde van God. Maar zij geeft eerder zijn

goedheid weer, zijn tederheid. Zij is beeld van de zorgzaamheid van God ; hesed, misericordia.

God is beide samen, misericordia et veritas, barmhartigheid en trouw. Hij is dit in één natuur, waarin

de dubbele kracht van goedheid en stoerheid samengaan op een wijze die ons begrip te boven gaat.

Voor ons gevoel staan tederheid en stoerheid tegenover elkaar. Dit komt voort uit het feit dat wij de

liefde van God slechts kennen vanuit de tweeheid der menselijke geslachten waarin zij als het ware

gesplitst is.

Want als God zich in de mens uitbeeldt dan heeft Hij een dubbel beeld nodig, waarvan het ene het

andere aanvult : man en vrouw, vader en moeder. De volheid van Gods liefde wordt normaal

uitgebeeld en uitgeleefd in de twee samen. In de Heer, zegt Paulus gaat de man nooit zonder de

vrouw en de vrouw nooit zonder de man (1 Cor. 11,11). Om langs de ene kant Gods sterke liefde uit

te beelden en langs de andere kant zijn zorgzaamheid, is het nodig dat man en vrouw samenkomen en hier beneden vruchtbaar zijn, zoals God vruchtbaar is in Zijn liefde.

In de eenzaamheid van hun eigen geslacht zijn man en vrouw onvoltooid. Onbewust dragen ze het

andere deel van Gods beeld mee in hun hart. Elke man heeft immers een vrouwelijke pool en elke

vrouw een mannelijke pool in zich, zoals de psychoanalyse ons weer in herinnering brengt. Deze

onbewuste pool draagt de mens als een openheid, als een verlangen, als een mogelijkheid om het

andere geslacht te erkennen en ook om door de ander erkend te worden en zich bewust te worden

van zijn eigen beeld van God.

Normaal zal de mens in deze band met het andere geslacht, dat de wederhelft van Gods beeld is, tot

evenwicht en rust komen. De man heeft behoefte aan tederheid en zorg; de vrouw aan sterkte en

bevestiging. De bevrediging die in menselijke liefde ontvangen wordt, gaat boven de mens uit. Zij

wordt beleefd ‘naar het beeld en de gelijkenis van God’. Zij verwijst naar Hem waarvan zij het meest

onverstaanbare enigszins tot uitdrukking brengt in een duidelijk teken.

Man en vrouw klimmen zo tot God zelf op, langs de wederhelft van Gods beeld in de ander. Hier

komt nu de mogelijkheid van de seksuele onthouding naar voren. Dit kan voorlopige onthouding zijn

bij de volwassene die nog niet gehuwd is; tijdelijke onthouding bij de gehuwden; definitieve

onthouding in het celibaat, vrijwillig gekozen om der wille van Jezus. Elke vorm van seksuele

onthouding stelt de innerlijke krachten ter beschikking die in een normaal geslachtleven

gemobiliseerd worden. Zij brengt de mens er toe op een andere manier teken te zijn van Gods liefde, ver boven de mogelijkheden van zijn eigen geslacht uit.

Dit wordt duidelijk als we eens onze aandacht op Jezus richten. Jezus is niet alleen mens geworden,

maar ook man, d.w.z. een mens van het mannelijk geslacht. Dit is niet toevallig, noch willekeurig. Dat

God mens kon worden lag als mogelijkheid alleen in het mannelijk geslacht besloten. De man is

immers teken van Gods sterke liefde, die reddend optreedt. Terwijl de vrouw de mensheid uitbeeldt

die door God wordt uitverkoren tot redding en heil. Daarom moest Jezus wel man worden. In het

mannelijke geslacht lag het diepe geheim van zijn wezen op voorhand uitgetekend : Jezus is het

evenbeeld van de Vader, Zijn trouwe en sterke liefde voor de mensen.

Maar hiermee houdt de tekenwaarde van Jezus’ mannelijkheid op. Of liever, zij heeft haar volheid

reeds bereikt. Een stap verder gaan en een huwelijk aangaan met een concrete vrouw hier beneden,

zou voor Jezus geen betekenis hebben. In het mysterie van Zijn eigen wezen, heeft Hij de Godmens,

meer ontvangen dan een huwelijk met slechts één vrouw geven kon. Want Hijzelf is het die aan alle

huwelijken tussen mensen zin en betekenis geeft.

Enerzijds was de volheid van Gods liefde in Hem, zowel Gods tederheid als Zijn stoerheid, want zelf

was hij God. Anderzijds was Hij, in Zijn dubbele natuur, als God en mens, zelf het onovertroffen

huwelijk, het volmaakte samengaan, in Zijn eigen persoon, tussen de verlossende God en de verloste

mensheid. Hij is de onmetelijke gave in Zijn godheid, en in Zijn mensheid is Hij de uitmuntende

ontvankelijkheid. Daarmee is ook in Zijn mannelijk gevoels- en geslachtsleven alle spanning op-

geheven. Want Zijn liefde is reeds bevredigd en verzadigd, dieper en ruimer dan Hij in een huwelijk

had kunnen beleven. Daarvan is Zijn lichamelijke status als man–celibatair het teken.

Daarom moest Jezus als man ook maagd blijven. In Zijn maagdelijkheid zijn de bewuste alsook de

onbewuste seksuele dynamiek, de mannelijke zowel als de vrouwelijke pool in Hem, helemaal ten

dienste gesteld aan de geestelijke werkelijkheid die Hij is en waarvan Hij komt getuigen : Hij is de

Zoon van Zijn vader en Zijn beeld; onder de mensen is hij de eerstgeborenen vanuit de doden, de

nieuwe mens, of liever : de Mens, zonder meer, Ecce Homo !

Deze unieke situatie van Jezus heeft een band met de vrouw niet uitgesloten. Onder de vrouwen

telde Hij bekenden, intiemen, en medewerksters. Hij had vooral een moeder, want zoals alle mensen

is Hij geboren uit een vrouw. Het merkwaardigst is wel dat deze band met zijn moeder snel

uitgroeide tot een veel bredere en universele werkelijkheid. Want elke vrouw was voor Hem van

meet af aan meer dan zij was in haar concrete en beperkte vrouwelijkheid. En alles wat zij voor Hem

kon zijn, had Jezus reeds in Zijn eigen persoon meegekregen. Daarom was Maria niet alleen Zijn

moeder, maar meer nog Zijn zuster, Zijn bruid, Zijn dochter, en ten slotte Zijn meest intieme gezellin

en de moeder van alle mensen.

In Jezus zien we hoe de seksuele onthouding de diepe geestelijke werkelijkheid van de persoon tot

uitdrukking kan brengen. Het ganse seksuele potentieel van de mens komt zo op een ander vlak te

liggen, en vindt er ontplooiing en voltooiing, zonder dat hij ophoudt met man of vrouw te zijn. Deze

voltooiing van de menselijke seksualiteit stijgt ver uit boven de bevrediging van haar tijdgebonden en beperkte erotiek. Dit wekt geen verwondering voor wie inziet hoe intiem de ganse sekse met haar beeld van God in de mens verweven is.

Iets analoogs gebeurt – op een smallere basis - wanneer iemand vrijwillig het celibaat op zich neemt

omderwille van Jezus en het gebed. In zijn lichaam en in zijn geslachtelijke dynamiek gebeurt er dan

iets dat zijn ganse persoon opnieuw structureert, en meteen het gebed en de band met Jezus bevordert. Als dit niet zou gebeuren, zou het celibaat een gewaagd risico zijn en in vele gevallen affectieve onrijpheid alleen maar bevorderen. Daarom was ons celibaat niet mogelijk zonder het celibaat van Jezus. En dan nog op voorwaarde dat Hij er ons heel bijzonder toe roept. Want ook ons celibaat moet teken worden dat de nieuwe schepping aanbreekt en dat God dicht bij de mens gekomen is. Ook ons celibaat doet een beroep op onze volledige geslachtelijke dynamiek als man of vrouw en neemt haar op als een teken waarin uitgeleefd en aangetoond wordt hoe de liefde van God alles verzadigt. Seksuele onthouding omderwille van Jezus veronderstelt een specifieke capaciteit tot liefde, verruiming die zo ver van het dagelijkse afwijkt dat men haar charismatisch moet noemen. Deze verruiming doet zich voor in twee richtingen.

Vooreerst naar buiten, naar meer universaliteit. De maagdelijkheid schept de mogelijkheid met alle

mensen in een echte liefdesverhouding te treden. Het gezin van de ongehuwde is de ganse mensheid,

zowel de goeden als de kwaden die door de Vader bemind en gespaard worden. Deze eerste

verruiming ligt voor de hand en vraagt geen verdere uitleg.

Seksuele onthouding verruimt onze liefde ook naar binnen, naar de diepe innerlijkheid van ons hart.

Hier komen we opnieuw terecht bij het gebed en wordt het celibaat een gebedstechniek in de kracht

van de Heilige Geest.

Hoe gebeurt dit? Wanneer iemand zijn behoefte aan liefde niet meer zoekt te bevredigen bij het

andere geslacht, dan moet hij op een nieuwe wijze zijn innerlijk evenwicht vinden en tot rust komen

met de geslachtelijke tegenpool die hij onbewust met zich meedraagt. Wanneer dit proces in goede

banen geleid word, kan het op louter menselijk vlak reeds zeer vruchtbaar zijn. De onbewuste

tegenpool komt zo meer op de voorgrond in de psyche en haar affiniteit ontwikkelt zich op een

positieve manier. Zo zou een celibataire man op den duur veel fijngevoeliger kunnen zijn voor

sommige aspecten van het leven.

Wanneer hetzelfde nu gebeurt uit liefde tot Christus en in de kracht van de Heilige Geest, dringt dit

proces veel dieper door in het menselijke hart, tot daar waar de geslachtelijke tegenpool de

wederhelft is van Gods beeld in haar. Dit verzaken aan de tegenpool naar buiten in het huwelijk,

wanneer dit correct gebeurt, slaat in ons binnenste die geestelijke waarde los waarvan die tegenpool

het teken is en die onbewust in ons schuilgaat.

Hier dringen we tot de diepe kern van ons mens zijn door. Daar waar onze psyché nog onbewust

geslachtelijk gestructureerd is, naar het beeld van God. Maar ook daar waar God reeds aanwezig is met

Zijn geest, in Zijn boven geslachtelijke dualiteit, boven man en vrouw uit, tederheid en stoerheid,

misericordia et veritas. Het celibaat werpt ons zo terug op de innerlijke tegenpool van ons

geslachtelijk en affectief leven en ten slotte op God zelf met alle mannelijke en vrouwelijke

componenten van Zijn liefde.

Zo kan het celibaat een weg banen naar het gebed. In zijn pleidooi voor de maagdelijkheid (1 Cor.

7,35) onderlijnt Paulus het met een ongewone uitdrukking die moeilijk te vertalen is zonder haar af

te zwakken. Hij raadt het celibaat aan omdat het mogelijk maakt, in letterlijke vertaling, “welig naast

de Heer te verwijlen, zonder afgeleid te worden”. Misschien is dit wel de beste beschrijving van wat

het gebed moet worden. Menig exegeet stipte hier aan hoe deze zeldzame uitdrukkingen

onwillekeurig het beeld oproepen van Maria die gestadig aan de voeten van Jezus bleef zitten om

Zijn woord te beluisteren, zonder zich te laten afleiden door de vele zorgen van het huishouden.

Misschien is deze Maria uit het evangelie van Lucas (Lc. 10,39) wel het meest suggestieve type van de

vrouw, en is haar unieke vrouwelijkheid een zeer transparant teken van het gebed.

Uiteraard zullen dan het gebed van de man en van de vrouw tot op zekere hoogte verschillen. Want

het geslacht drukt haar stempel op het gebed. Dit wekt geen verwondering als we aannemen dat het

gebed bevorderd wordt door de seksuele eenzaamheid van man en vrouw.

In die mannelijkheid is de man eerder beeld van de Vader die zich wegschenkt in zijn Zoon, en beeld

van de Zoon die het Woord verkondigt en de mensheid liefheeft tot aan de dood. In zijn gebed

identificeert de man zich bij voorkeur met Christus en met het Woord waarvan hij in zijn hart de

priester wordt en de liturg. Zijn gebed is een celebratie waarbij hij zich openstelt naar de verborgen

innerlijkheid van zijn hart, dat door de geest bewoond wordt. Daar is zijn eigen warme ingetogenheid,

die in zijn hart het teken is van diezelfde geest. Daar luistert hij naar de Geest, zich aan zijn

diepste innerlijkheid overgevend, tot hij de stem van de Geest opvangt die zelf hem het gebed

voor stamelt : Abba, Vader. Zo wordt hij één met zijn diepste diep en geraakt hij verzoend met de

wederhelft van Gods beeld in hem. Hij integreert het in zich en beleeft het in altijddurend gebed.

De vrouw, integendeel, is in haar vrouwelijkheid het beeld van de Geest die vruchtbaar is, die

moederlijk ontvangt, draagt, baart en zorgt. Zij is zuiverheid die alles zuiver maakt. Zij is zelf de

innerlijkheid en de liefde die de waarheid van mensen en dingen doorziet, ontsluiert en doorgeeft. In

haar gebed zal de vrouw zich met al deze ontvankelijkheid van het Woord overgeven, van het Woord

doordrenkt geraken en onzichtbaar vrucht dragen en leven doorgeven. Zoals Maria zal zij het Woord

in haar hart bewaren en onophoudelijk overwegen (Lc. 2,10). De man voelt het gebed aan als een

opgave, als een taak, bijna als een beroep waaraan hij zich bindt en waarin hij zijn identiteit vindt. De

vrouw, in haar diepste wezen, is zelf reeds gebed. In het gebed vindt zij haar diepe persoonlijkheid

terug, de altijd opwellende bron van haar eigen aard. Man en vrouw vinden zo, door celibaat en

gebed hun wederhelft terug in God. Het is het andere paneel van het tweeluik, tederheid en

stoerheid, dat hier beneden een zeer gaaf beeld is van God. Totdat alles in allen zal zijn (1 Cor. 15,28),

in de man zowel in de vrouw. En hun lichaam, geest; zonder ooit op te houden lichaam te zijn, maar

tempel van de Geest en huis van gebed.

Dit is bij uitstek de weg van het definitieve celibaat. De roeping van de gehuwde man of vrouw

verschilt hiervan niet essentieel. Alleen de tekens zijn anders. In het huwelijk zijn man en vrouw voor

elkaar teken van Jezus en van het gebed dat nog sluimert in hun hart. Daarom gaat voor hen de weg naar het gebed normaal langs hun levenspartner.

Wat bij de ongehuwde in de verzaking zelf wakker gemaakt wordt, dat ontvangt de gehuwde eerst in

de beleving van de lichamelijke seksualiteit. Dit mysterie is zeer groot, het spreekt van Christus en

zijn Kerk (E. 5,32). Zo leert men bidden van elkaar en en aan elkaar, man, vrouw en kinderen, omdat

ieder voor elkaar op een unieke wijze teken is van God en zijn antwoord. Bidden blijft altijd een

bijzonder zware opgave voor wie door zijn levenspartner niet opgenomen werd in echte liefde.

Sommige gebedservaringen worden zelfs, menselijk gezien, bijna onmogelijk voor wie noch de kracht

noch de tederheid ervaren heeft van een echte vader en een echte moeder.

De partner mag echter geen hinderpaal worden voor het gebed. Omdat hiertoe mogelijkheid bestaat,

raadt Paulus de gehuwden een vorm van periodieke onthouding aan, omderwille van het gebed (1

Cor. 7,5). Ook de ander, in vlees en bloed, moet verwijzen naar onze innerlijkheid en uiteindelijk naar

God, waarvan hij het beeld is dat wij ook in ons dragen.

Dit is meteen dan ook de rijkste gave van de man aan de vrouw, en omgekeerd. Dat zij in elkaar het

gebed wakker roepen is de weligste vrucht van de menselijke liefde.