Psalm 8

De Majesteit van God en de waardigheid van de mens

Alles heeft God onder zijn voeten gelegd en Hemzelf, verheven bo­ven alles,
heeft Hij als Hoofd gegeven aan de kerk (Ef. 1, 22).
  
 2 Heer, onze Heer, hoe ontzagwekkend is uw Naam op aarde,
    hoger dan de hemel reikt uw majesteit. _
 3 Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij U de lof bereid
    die uw tegenstanders en bestrijders doet verstommen. _
 4 Als ik naar de hemel kijk, het kunstwerk van uw vingers,
    als ik maan en sterren zie, die Gij daar hebt gezet:
 5 Ach, wat is de mens dan, dat Gij naar hem omziet,
    't mensenkind, dat Gij zo voor hem zorgt? -
 6 Niet veel minder dan een engel hebt Gij hem geschapen,
    hem gekroond met luister en met eer. -
 7 Heel uw schepping aan hem onderworpen,
    alles aan zijn voeten neergelegd;
 8 Runderen en schapen overal.
    ook de wilde dieren op de velden;
 9 Vogels in de lucht en vissen in de zee,
    al wat wemelt in de oceanen. _
10 Heer, onze Heer, hoe groot zijt Gij,
    hoe ontzagwekkend is uw Naam op aarde!