INLEIDING

Dit boekje wil proberen een weinig de honger naar gebed te stillen; honger, die we overal vandaag

ontmoeten. Theologische studies, en zeer goede, zijn er genoeg over het gebed. Een persoonlijke

getuigenis is veel moeilijker uit te spreken. Niet alleen omdat men er zelf bij betrokken is en niemand

graag over zichzelf uitweidt. Maar omdat het gebed uit een welbepaalde zone binnenin de mens

voortkomt. Over dit ‘binnenste’ wordt weinig gesproken en de meesten zijn er nog nooit in afgedaald.

Uiteraard weten wij zo weinig over onszelf. Zo weinig over ons lichaam en nog veel minder over het

onzichtbare leven in ons. We zijn gewoon te leven aan de rand van onszelf, aan de oppervlakte, boven

op onze huid, terwijl een onvermoede ruimte diep in ons onbenut blijft.

Van het celibaat zei Jezus dat niet iedereen het begrijpen kan, maar alleen zij kunnen het begrijpen

aan wie het gegeven werd (Mt. 19,12). Dit is ook waar voor het gebed. Niemand kan het begrijpen,

tenzij het hem gegeven wordt. Het ligt niet voor het oprapen. Je legt er geen beslag op. Je kunt het

ook niet zonder meer aan de man brengen. Hoe zou je de smaak van de manga kunnen uitleggen aan

iemand die ze nog nooit geproefd heeft?

Spreken over het gebed kan alleen maar betekenen : getuigenis afleggen. Een getuigenis bewijst niet,

weerlegt niet, overreedt niet. Een getuigenis slaat aan of slaat niet aan. Dat wil zeggen dat getuigenis

voor een ander slechts dan iets kan betekenen, wanneer het bij hem een klankbord vindt, wanneer

het bij hem iets losslaat dat kan meeklinken op dezelfde toonhoogte.

Van het gebed wil dit boekje een getuigenis afleggen. De opsteller heeft vaak mogen luisteren naar

biddende mensen van vroeger en vandaag. Hij poogde door te dringen naar de kern van hun ervaring,

en probeert die in een eenvoudige, eigentijdse taal te verwoorden. Soms kan hij de indruk wekken op

een nieuwe en onverwachte manier over het gebed te spreken. In feite grijpt hij steeds terug op

gegevens, die tot een lange traditie behoren en tot heel vroeg in de geschiedenis van de spiritualiteit

opklimmen. De gebruikelijke woordenschat van de laatste eeuwen over het gebed zal men daarom

weinig terugvinden. Daarentegen zullen de oude monastieke schrijvers veel aan bod komen. Het is

immers een monnik die schrijft. In een dagelijks contact met de Bijbel, Gods Woord, met de teksten

van de kerkvaders en die der vroegere monniken, leeft de monnik zijn bestaan van beschouwing en

gebed. Hij werkt, slaapt en eet zoals alle mensen. Maar alles wat hij doet, is gericht op het gebed.

Daarvoor is hij gaan leven in de eenzaamheid en de stilte. Hij probeert op een eenvoudige wijze in zijn

levensonderhoud te voorzien. De vrije tijd die op die manier beschikbaar komt, besteedt hij aan

gebed, aan het onophoudelijk zoeken van Gods gelaat.

Dit is zijn enige ontspanning. En ook zijn belang- rijkste taak. Want uit de ervaring weet de monnik dat hij slechts daar, in het gebed, volledig zichzelf wordt : een mens-voor-de-mensen en een mens-voor-God. Dit ook in de andere betekenis van beide formules : mens-in-de-naam-van-de-mensen en mens-vóór-het- aanschijn-van-God.

Elke mens van goede wil kan naar dit getuigenis luisteren. Want zelf draagt hij een voedselbodem in zich, waar het Woord kan gedijen en vrucht dragen. Als hij het echter niet laat verstikken door distels, het niet door de zon laat verschroeien. Wie het Woord koestert, voor hem zal het vrucht dragen, dertig-, zestig-, honderdvoudig. Het is een vrucht die zal blijven ten eeuwigen leven.

In onze tijd is het mondgebed vrijwel in verval geraakt, zo niet in diskrediet. Anderzijds wordt veel

aandacht besteed, zij het dan vaak op een onbeholpen manier, voor de binnenkant van de mens waar

men het gebed probeert terug te vinden. Vandaar de steeds groeiende interesse voor allerlei

technieken, psychologische en lichamelijke, van inkeer en beschouwing. Met deze moderne aspecten

van het zoeken naar gebed werd bij het schrijven van dit boek voortdurend rekening gehouden. Het is

een poging om aan de lezers van vandaag te verdietsen hoe de aloude leermeesters over het gebed

reeds een antwoord hadden gevonden op deze vragen. Gebedstechnieken, woordgebed en innerlijk

gebed vloeien bij hen samen tot een harmonisch geheel, waaraan de Heilige Geest in ons voortdurend

werkt.

Enkele artikelen die de schrijver vroeger gepubliceerd had, werden hier gedeeltelijk gebruikt, zij het

dan opnieuw bewerkt. De redacteurs van de tijdschriften die hiertoe verlof gaven, worden hiervoor

bedankt.

De vrije tijd die nodig was om dit boekje af te werken werd me door mijn eigen medebroeders graag

afgestaan. Omdat die tijd ook de hunne was, ben ik hen hiervoor veel erkentelijkheid verschuldigd.